Een simpele Ja/Nee-vraag

“Maar daar kunt u toch gewoon met ja of nee op antwoorden?” Ferry Mengele probeerde het nog een keer. Jan Peter Balkenende keek hem diep aan en antwoordde “Maar dat is de vraag niet!”.

Hoeveel antwoorden zijn er mogelijk op een simpele ja/nee-vraag? Sluit je ogen en bedenk een aantal. Open je ogen nu. Als je nu denkt dat er maar 2 mogelijkheden zijn, dan moet je beslist verder lezen.

Om te beginnen kan om allerlei redenen de vraag niet overkomen. De vraag kan niet verstaan of niet  begrepen zijn. Als de vraag zelf over dit deel van het communicatieproces gaat wordt de vraag zelfs hilarisch: “Horen jullie me daar achter in de zaal?”.

Een ja/nee-vraag is een gesloten, multiple-choicevraag die door de formulering slechts een tweetal mogelijke antwoorden toestaat. Multiple-choice vragen kunnen echter onzuiver gesteld zijn (en zijn dat meestal ook). Er kunnen andere, niet in de vraag besloten mogelijkheden bestaan. De vraag “Sla je je vrouw nog steeds?” is een voorbeeld van zo’n onzuivere vraag. Er wordt in de vraag immers voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat er überhaupt nooit geslagen is.

De vraag kan ook geen antwoord hebben. “De kapper van het dorp (inwoner van het dorp) scheert alle mannen uit het dorp die zichzelf niet scheren. Scheert de kapper zichzelf nu wel of niet?” De vraag is onzuiver omdat de kapper als verzameling element is van zichzelf (Russellparadox). Of: “Deze zin is niet waar.” Klopt dat, ja of nee? Dergelijke vragen zijn principïeel onbeantwoordbaar.

Er zijn ook vragen die niet beantwoordbaar zijn omdat ze naar complete onzin vragen: “Weegt het goede zwaarder dan de buurvouw?”. De onzinnigheid van zo’n vraag wordt veroorzaakt door de ambiguïteit van de taal: het woord “wegen” wordt gebruikt bij zowel moreel afwegen als het wegen van zaken in kilogrammen. Dergelijke vragen zijn vanwege ambigu taalgebruik onbeantwoordbaar.

Er zijn vragen die zuiver gesteld zijn, maar waarop je het antwoord niet kent. De vraag “Regent het nu in Madrid?” is zuiver gesteld en kent zeer zeker een ja/nee-antwoord in alle situaties, maar de vraag is niet te beantwoorden tenzij er net op de Spaanse buienradar is gekeken. (Het wordt natuurlijk lastig als je het antwoord wel zou moeten kennen. “Ben je gisteren dronken geweest? Ja/nee”.)

Verder kan het zijn dat je de vraag impertinent vindt en het antwoord niet wil geven. “Klopt het dat 1234 je pincode is?” is een voorbeeld van zo’n vraag. Het antwoord “Dat gaat je niet aan” komt in de dagelijkse omgang al onbeleefd over en kan daarom voor de camera door politici zeker niet worden gegeven. Zelfs het eerlijke antwoord “Dat willen we nu nog niet openbaar maken” is als reactie niet mogelijk omdat daar onmiddellijk de vraag “Waarom niet” op zal volgen. Daarom gaan politici in de tegenaanval.

Natuurlijk gelden veel van deze zaken ook voor open vragen, maar gesloten vragen laten geen reactie op de vraag zelf toe doordat het aantal antwoorden bij voorbaat wordt gelimiteerd. Met “Is het “ja” of “nee”” zet je iemand het mes op de keel, en wordt er bij voorbaat uitgegaan dat de vraag gehoord is, begrepen is, zuiver gesteld is, het antwoord bekend is, en het antwoord gegeven wil worden. Een open vraag laat van nature meer reacties toe, waaronder ook: “niet verstaan”, “niet begrepen”, “niet van toepassing”, “onbeantwoordbaar”, “onbekend”, “in de toekomst verborgen”, “weet ik niet”, “weet ik niet meer”, en “gaat je niet aan”.

Gesloten vragen leiden altijd tot problemen. Op de vraag “Wil je koffie of thee?” is het antwoord “ja” correct maar weinig verhelderend. Ander voorbeeld. Na de maaltijd geeft Bas zijn kinderen de keuze. “Een appel of bakje yoghurt?”. Nadat de kinderen gekozen hebben zegt Bas “Mooi, dan neem ik een ijsje met slagroom”.

Bij bridge mag naar de betekenis van biedingen gevraagd worden. Stel, het bieden gaat
1 [alert]. “Is dat een doubleton?” “Dat is te zeggen, uh..” “Bespaar me je uitgebreide uitleg, kan dat een doubleton zijn ja of nee?” “Ja”. Later blijkt dat de 1-bieder een renonce had. “Arbiter! Hij zei dat het een doubleton kon zijn, maar het is een renonce!” De arbiter controleert de bewering bij tegenpartij: “Is dat waar?” Antwoord: “Hij vroeg OF het een doubleton kon zijn, en dat is zo”.

Aan bovenstaand lijstje kan dus nog een mogelijkheid worden toegevoegd: de vragensteller zelf kan [de consequenties van] het antwoord op zijn [gesloten] vraag niet begrijpen. Begrijpt U?

Kees van der Weijden.